-
1 rire
rire1 [rier]〈m.〉♦voorbeelden:————————rire2 [rier]♦voorbeelden:c'est à mourir de rire • het is om je dood te lachense tordre de rire • dubbel liggen van het lachenrire faux • gemaakt lachenrire jaune • lachen als een boer die kiespijn heeftrire de bon coeur • smakelijk lachenvous voulez rire • u maakt zeker een grapjec'est pour rire • het is maar een grapjesans rire • alle gekheid op een stokje4 vous me faites rire!, laissez-moi rire! • laat me niet lachen!prêter à rire • belachelijk zijnil n'y a pas de quoi rire • er valt niets te lachen1 lachen (om) ⇒ niets geven (om), licht opnemen1. m 2. v1) lachen (om, over)4) uitlachen -
2 plier
plier [plie.ee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 buigen3 dichtklappen ⇒ dichtslaan, sluiten♦voorbeelden:→ bagage¶ plier ses livres, ses affaires • z'n boeken, z'n spullen opbergen♦voorbeelden:1. v1) (door)buigen3) opvouwen4) dichtslaan2. se plierv -
3 se tordre de rire
se tordre de rire -
4 être courbé en deux de rire
être courbé en deux de rireDictionnaire français-néerlandais > être courbé en deux de rire
-
5 être plié
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский